Het beroep van een logopedist

De logopedist focust in zijn beroepsmatig handelen op het ontwikkelen, herstellen en onderhouden van de mondelinge en schriftelijke communicatie alsook de orale en faryngale verwerking van het eten en drinken met als voornaamste doel de gezondheid van de patiënt, cliënt of hulpvrager in stand te houden dan wel te verbeteren of te bevorderen. In dit kader wordt onder 'communiceren' verstaan: alle processen die te maken hebben met het begrip en de productie van gesproken en geschreven taal alsook de ondersteunende communicatie.

De logopedist werkt met kinderen en volwassenen, afhankelijk van de stoornis vanaf 0 jaar. De logopedist biedt de patiënt, cliënt of hulpvrager preventie, therapie, training en advies aan vanuit zijn specifieke deskundigheid ten aanzien van de stem, de spraak, de taal, de primaire mondfuncties waaronder het slikken en het gehoor. In wat volgt beschrijven we beknopt deze verschillende deelgebieden.

Taakomschrijving van de logopedist.

Om zijn/haar taak zo optimaal mogelijk te kunnen uitvoeren, dient de logopedist te beschikken over een aantal beroepsspecifieke competenties en dient hij/zij een aantal concreet omschreven taken te kunnen uitvoeren. Deze taakomschrijving kan afhankelijk van de noodzaak aangepast worden in functie van de specifieke eigen werksetting. Bij het uitoefenen van deze competenties kan de logopedist verschillende beroepsrollen vervullen (Meulenberg-Brouwer & van der Pol-Top, 2014):

- Therapeut/zorgaanbieder
- Adviseur
- Trainer
- Coördinator
- Begeleider/coach
- Beroepsbeoefenaar
- Innovator

ROL 1. Therapeut/Zorgaanbieder

De logopedist werkt al dan niet via een verwijzing en is gericht op het verlenen van preventieve en/of curatieve zorg en levert daarbij een directe bijdrage aan de kwaliteit van leven van de cliënt.

ROL 2. Adviseur

De logopedist stelt zijn/haar kennis en vaardigheden ter beschikking aan een organisatie of personen zonder een therapeutische relatie aan te gaan.

ROL 3. Trainer

De logopedist geeft op methodische wijze, zonder een therapeutische verhouding aan te gaan, vorm aan een veranderings- en/of ontwikkelingsproces gericht op de communicatieve mogelijkheden, zowel preventief als curatief.

ROL 4. Coördinator

De logopedist geeft aanwijzingen aan andere bij de cliënt betrokken zorgaanbieders en omgeving van de cliënt omtrent de onderlinge afstemming van de individuele zorg.

ROL 5. Begeleider/Coach

De logopedist stimuleert en motiveert collega’s, teamleden en stagiairs.

ROL 6. Beroepsbeoefenaar

De logopedist levert een actieve bijdrage aan het op het vereiste peil houden van de kwaliteit van zijn/haar beroep.

ROL 7. Innovator

De logopedist werkt op proactieve wijze mee aan het vernieuwen en waar mogelijk verbeteren van de inhoud en organisatie van aanbod aan preventie, zorg, training en advies op het gebied van de logopedie.




Werksettings van een logopedist


Logopedisten werken zoals gekaderd zowel met kinderen alsook volwassen. Daarnaast kunnen zij zowel in een monodisciplinaire alsook multidisciplinaire setting werkzaam zijn. Werksettings omvatten o.a. revalidatiecentra, een ziekenhuis of een verzorgingstehuis, scholen voor gewoon en speciaal onderwijs, medisch-pedagogische instituten, alsook centra voor geestelijke gezondheidszorg.

Daarnaast werken veel logopedisten als zelfstandigen in een eigen praktijk of in een groepspraktijk. Wanneer we de huidige werksettings van logopedisten in Suriname inventariseren, vinden we deze tewerkstelling ten dele terug, al is deze hulpverlening op dit moment regulier enkel beperkt tot Paramaribo en Wanica. Op aanvraag gaan logopedisten ook naar verschillende districten.

De logopedist als lid van een multidisciplinair team


Een logopedist werkt zelden alleen. Vooreerst is er nauwe samenwerking tussen de logopedist en de primaire en secundaire leefomgeving van het kind of de volwassene. Daarnaast werkt de logopedist ook nauw samen met andere (para)medische disciplines. In wat volgt belichten we enkele belangrijke activiteiten van de logopedist en verwijzen we naar samenwerking in een multidisciplinair kader.



STEM

De KNO-arts kan een eventuele organische oorzaak van de stemklachten uitsluiten. De logopedist verricht aansluitend (stem)onderzoek, stelt de logopedische diagnose en maakt een behandelplan. Elke behandeling start met de stemeducatie waarin stemhygiëne (wat) en inzicht in het mechanisme van de stemgeving (waarom) verduidelijkt worden.

Als er sprake is van foutief stemgebruik of stemmisbruik, zullen adviezen gegeven worden voor het efficiënt en optimaal gebruik van de stem. Is het stemprobleem van organische aard, zal de logopedist een behandelplan maken waarin adem-, houding- en specifieke stemoefeningen en ontspanningsoefeningen moeten leiden tot verbetering.



SPRAAK

Logopedisch onderzoek en behandeling van stotteren zijn zinvol indien ouders of leerkrachten zich zorgen maken over het niet-vloeiend spreken van het kind. Stotteren begint immers vrijwel altijd op jonge leeftijd en bijna steeds voor de leeftijd van 9 jaar. De piekleeftijd waarop het bij de meeste kinderen tevoorschijn komt ligt tussen de 3 en 4 jaar. De logopedist onderzoekt en bekijkt hoe het stotteren zich heeft ontwikkeld en in welke fase het stotteren zich bevindt. De behandeling wordt hierop afgestemd. Door een logopedisch onderzoek en eventuele behandeling in een vroege fase op te starten, kan ernstig of chronisch stotteren vermeden worden.

Logopedisch onderzoek en behandeling bij broddelen kunnen zinvol zijn indien de broddelkenmerken de verstaanbaarheid negatief beïnvloeden. Een diagnose van broddelen wordt vaak pas na de leeftijd van 10 jaar gesteld omdat men voor die leeftijd het onderscheid met een spraak- en/of taalstoornis moeilijk kan maken. Behandeling richt zich o.a. op het bewust leren verlagen van het spreektempo, uitspraaktraining, maar ook training in correct formuleren en ritme- en intonatietraining.

Bij een vermoeden van spraakklankstoornissen, doet de logopedist een uitgebreid spraakonderzoek. Hierbij worden o.a. gestandaardiseerde tests gebruikt. Verder kan er aanvullend onderzoek en eventuele behandeling door een kinderarts, KNO-arts of een multidisciplinair team nodig zijn. De logopedische behandeling staat in het teken van een gestructureerde fonetisch of fonologisch georiënteerde spraakklanktraining.

Wanneer een kind aangemeld wordt met een vermoeden van dyspraxie onderzoekt de logopedist de spraak en de mondmotoriek van het kind, observeert het eten en drinken en stelt daarna een diagnose. Verder onderzoek door een medisch specialist is hier meestal noodzakelijk. Indien de logopedische behandeling opgestart wordt, leert het kind de spraakbewegingen aan te sturen bewust en nauwkeurig te vormen. De logopedist oefent de beweging en coördinatie van de tong, lippen, kaak en het gehemelte, de vorming van spraakklanken en geeft luister- en spraaktraining. Bij een ernstige ontwikkelingsdyspraxie kan (tijdelijk) een ondersteunend communicatiemiddel, zoals een communicatiemap of gebaren nodig zijn.

De huisarts, neuroloog of revalidatiearts verwijst een cliënt naar een logopedist bij een vermoeden van dysartrie. De logopedist zal onderzoek doen naar het gevoel en het functioneren van de spieren in het gezicht. Ook wordt het slikken, de stem en de verstaanbaarheid beoordeeld. Bij problemen waarbij de communicatie niet meer of moeilijk verloopt, zal de logopedist de behandeling vooral richten op het verbeteren van de communicatie in het algemeen.


TAAL


Bij vermoeden van een taalontwikkelingsstoornis doet de logopedist een uitgebreid taalonderzoek en stelt een behandelplan op. Focus hierbij is het adviseren van ouders en de directe omgeving van het kind over het stimuleren van taal. De behandeling zelf bestaat uit training van een of meerdere taaldomeinen.

Bij een vermoeden verworven taalstoornis zoals afasie, zal de logopedist eerst een onderzoek doen naar het begrijpen en uiten van de gesproken en geschreven taal. Ook gaat zij na hoe de communicatie van de cliënt met zijn omgeving verloopt. De indirecte behandeling omvat het geven van voorlichting en adviezen aan de omgeving van de cliënt om de onderlinge communicatie blijvend, hoewel mogelijk anders, te stimuleren. De directe behandeling wordt afgestemd op de individuele problematiek. Er worden oefeningen gedaan om het begrijpen, spreken, lezen en schrijven te verbeteren.



Bij vermoeden van een schriftelijke taalstoornis (dyslexie, dysorthografie, dyscalculie), onderzoekt de logopedist de ernst van het probleem aan de hand van een aantal gestandaardiseerde tests. Nadat de diagnose gesteld is en de verklaring hieromtrent is opgemaakt, zal een behandelplan worden opgesteld.

Hierbij worden niet alleen de aard en de ernst van het probleem in rekening gebracht, maar is er ook aandacht voor de sterktes en zwaktes van het kind alsook het voorkomen van andere problemen zoals bijvoorbeeld concentratieproblemen. Van groot belang in de behandeling van schriftelijke taalstoornissen is een goed contact met het ganse schoolteam zoals de leerkracht, remedial teacher en de zorgcoördinator.



https://unsplash.com/@marcelheil

SLIKKEN

Wanneer het slikken niet verloopt zoals het hoort, doet de logopedist een slikonderzoek om de oorzaak van de slikstoornis op te sporen en tegelijkertijd vast te stellen in welke fase van het slikproces de stoornis zich bevindt.

Samenwerking met de KNO-arts alsook een radioloog staat voorop. De behandeling is bij voorkeur multidisciplinair waar de behandelende arts, diëtist, en de verzorging alsook de familie van de cliënt deel van uitmaken. Logopedische aandacht gaat naar het verminderen van het risico op verslikken. Ook kunnen compensatiestrategieën aangeleerd worden alsook bepaalde spiertrainingen voorop staan. Adviezen rond houding tijdens het eten, consistentie van het voedsel en dergelijke worden nauwkeurig besproken met de directe omgeving van de cliënt.


GEHOOR


Bij een vermoeden van een gehoorprobleem kan de huisarts het gehoor onderzoeken. De huisarts kan ook doorsturen naar de KNO-arts, naar het ziekenhuis ofwel naar een audiologisch centrum. Het gehoor wordt getest en er wordt gezocht naar de oorzaken van het gehoorverlies. Het gehoorverlies kan zo ernstig zijn, dat een of twee gehoorapparaten moeten aangepast worden. De logopedist staat dan in om de geluiden te leren herkennen met deze hoorapparaten. Vervolgens leert de logopedist de patiënt terug communiceren met deze apparaten. In een aantal gevallen zal de patiënt gebarentaal moeten leren om zich verder uit te drukken.